X is eigenaar van twee onroerende zaken (niet-woningen) in de gemeente Geldermalsen waarvan de WOZ-waarden 2011 zijn vastgesteld op € 459.000 respectievelijk € 412.000. Een gemachtigde dient namens X in april 2011 een (pro forma) bezwaarschrift in waarin hij aangeeft dat de waarden ten minste 20% te hoog zijn. Een maand later stuurt de heffingsambtenaar een e-mail waarin hij bij wijze van compromis voorstelt de WOZ-waarden te verlagen naar € 295.000 respectievelijk € 247.000. Vijf maanden nadien laat de gemachtigde een taxateur twee taxatierapporten opstellen die worden gevoegd bij het bezwaarschrift. De gemeente verlaagt in de uitspraak op bezwaar de WOZ-waarden naar de bedragen zoals genoemd in de e-mail. Rechtbank Arnhem volgt in beroep de stelling van de gemeente dat het inroepen van een taxateur voor het opmaken van volledige taxatierapporten niet redelijkerwijs noodzakelijk is geweest.
Hof Arnhem oordeelt in hoger beroep dat X redelijkerwijs het advies van een taxateur kon inwinnen. Het hof overweegt dat de gemeente bij wijze van compromis een voorstel aan X heeft gedaan waarbij de waarden aanzienlijk lager zouden worden vastgesteld dan de door X aanvankelijk voorgestelde waarden. Er is echter geen sprake van een concrete toezegging van de heffingsambtenaar, maar van een compromisvoorstel waarvan het X vrijstond dit al dan niet te accepteren. Nu geen compromis tot stand is gekomen, bestond het geschil over de waarde weer in volle omvang en stond het X vrij deskundigenbijstand in te roepen. Het hof verwerpt de stelling van de heffingsambtenaar dat in de bezwaarfase het opmaken van een volledige taxatie niet redelijk is en aan een taxatierapport eerst in de beroepsfase bewijskracht moet worden toegekend. Op grond van het voorgaande krijgt X alsnog de door hem gewenste vergoeding. Omdat hij hiervoor een veelheid van argumenten heeft moeten aanvoeren, houdt het hof bij het berekenen van de proceskostenvergoeding in hoger beroep rekening met een wegingsfactor van 1 in plaats van 0,5.
Wetsartikelen: