X was in de periode van 2009 tot en met 2012 werkzaam als schoonmaakster. Gedurende die periode zijn diverse contante bedragen op de bankrekening van X gestort (hierna: kasstortingen). Vragen van de inspecteur betreffende deze stortingen worden door X onvoldoende beantwoord. Gevolg is de door de inspecteur vastgestelde informatiebeschikking betreffende de inkomstenbelasting van X over de jaren 2009 tot en met 2012. X geeft geen aanvullende informatie en maakt geen bezwaar tegen de informatiebeschikking. Gevolg zijn, onder andere, de opgelegde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2009 tot en met 2012 waarbij de kasstortingen als (neven)inkomsten worden aangemerkt. Tevens worden vergrijpboetes van 50% opgelegd. X gaat in beroep.
Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de schending van de informatieplicht zodanig dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Vervolgens beslist de rechtbank echter dat het op basis van de kasstortingen vastgestelde resultaat uit overige werkzaamheden niet gebaseerd is op een redelijke (niet-willekeurige) schatting. Tijdens een gesprek tussen partijen kwam al aan de orde dat een loods werd gehuurd. Verder komen op de bankrekeningafschriften diverse betalingen van € 1750 voor met omschrijvingen die duiden op huur. Dit terwijl uit dezelfde afschriften volgt dat kort voor elk van deze betalingen een bedrag van vergelijkbare omvang werd gestort. Feitelijk is X dan ook (nagenoeg) niet verrijkt door de desbetreffende transacties. Daar komt bij dat de inspecteur in het geheel geen onderzoek heeft verricht naar het rekeningnummer waarnaar X in totaal dertien keer het bedrag van € 1750 heeft overgemaakt, terwijl wel (derden)onderzoek is gedaan naar andere betalingen en uitgaven van X. Nu het gaat om een, mede gerelateerd aan het totaal, aanzienlijke correctie mocht dit wel van de inspecteur worden verwacht, aldus de rechtbank. Gevolg is dat het resultaat uit overige werkzaamheden in de desbetreffende jaren naar beneden toe wordt bijgesteld. Voor het overige is de schatting van het op basis van de kasstortingen vastgestelde resultaat uit overige werkzaamheden niet onredelijk, aldus de rechtbank. De vergrijpboetes worden vernietigd omdat opzet volgens de rechtbank niet is bewezen. Een opsomming van de feitelijke gang van zaken door de inspecteur is daartoe niet voldoende.
Lees ook het thema Informatieverplichting en Informatiebeschikking: stand van zaken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 13 juli