X exploiteert een advocatenkantoor. Over het jaar 2011 trekt X € 4200 af aan kosten van levensonderhoud van haar dochter. De inspecteur neemt hiervan slechts € 1400 in aanmerking. In hoger beroep is onder meer deze kostenaftrek in geschil.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur X' kostenaftrek voor levensonderhoud van de dochter terecht heeft verlaagd. X somt in hoger beroep een aantal aanvullende bedragen op waarvan X stelt dat deze zijn besteed aan het levensonderhoud van de dochter. Daarmee geeft X echter geen inzicht in de inkomsten en uitgaven van de dochter. Daardoor staat niet vast dat X in belangrijke mate bijdraagt in het levensonderhoud van de dochter. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3