Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de vrijval van de pensioen- en stamrechtverplichting in de aanslag Vpb 2016 juist heeft berekend.

X bv is verzekeraar van een pensioen- en stamrechtaanspraak. A is enig aandeelhouder van X bv. De som van de pensioen- en stamrechtverplichting in de aangifte Vpb 2016 bedraagt € 626.048. De inspecteur berekent bij het opleggen van de navorderingsaanslag Vpb 2016 de fiscale balanswaarde van de pensioen- en stamrechtverplichting op € 421.537. Dit heeft geleid tot een gedeeltelijke vrijval van de pensioen- en stamrechtvoorziening van € 204.511 bij de aanslag Vpb 2016. In geschil is de vrijval.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de vrijval van de pensioen- en stamrechtvoorziening in de aanslag Vpb 2016 terecht is. Het grootste deel van de correctie op de pensioenvoorziening ziet op de aanpassing van de rekenrente naar 4%. Deze correctie vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.29 Wet IB 2001. Voor zover het beroep zich hiertegen richt, is het ongegrond. Ook de hoogte van de stamrechtverplichting berekent de inspecteur terecht op basis van de uitgangspunten van artikel 3.29 Wet IB 2001. Ook op andere punten faalt het beroep van X bv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.29

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 15 november

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen