Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de aangifte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De eerdere correctie betrof alleen maar het aangegeven loon. De inspecteur beschikt dan ook over het vereiste nieuwe feit.
X verantwoordt in zijn IB-aangifte 2015 een loon van € 39.012 en brengt € 5404 aan onderhoudsverplichtingen in aftrek. De inspecteur corrigeert de aangifte in 2018 omdat X een loon van € 48.515 heeft genoten. Uit een in 2020 ingesteld onderzoek volgt volgens de inspecteur dat X de onderhoudsverplichtingen ten onrechte in aftrek heeft gebracht. Hij legt daarom een navorderingsaanslag op aan X. X is het hier niet mee eens.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de aangifte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De eerdere correctie betrof alleen maar het aangegeven loon. De inspecteur beschikt dan ook over het vereiste nieuwe feit. Voor de onderhoudsverplichting geldt dat X niet aannemelijk maakt dat de door hem genoemde bedragen betrekking hebben op een voor aftrek in aanmerking komende onderhoudsverplichting. X kan de wijze waarop hij stelt te hebben gehandeld verder ook niet onderbouwen aan de hand van stukken. Daarbij wijst de rechtbank er op dat X een bedrag niet aan zijn ex-partner heeft betaald, maar heeft overgemaakt op de rekening van de kinderen. Dat dit in overeenstemming is met het echtscheidingsconvenant maakt X echter niet aannemelijk. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 april