Belanghebbende, X, houdt de aandelen in B bv en C bv. Verder houdt hij 20% van de aandelen in twee Duitse vennootschappen: D GmbH en E GmbH. X heeft de aandelen in de Duitse vennootschappen gekocht voor € 10.000. Eind december 2004 kopen de Duitse vennootschappen voor € 21,2 mln aan onroerende zaken. Medio 2005 wordt een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop van de aandelen in, onder andere, de Duitse vennootschappen voor € 69 mln. X verkoopt daarop zijn aandelen in D GmbH en E GmbH voor € 10.000 aan C bv. Begin 2006 verkoopt C bv de aandelen in de Duitse vennootschappen, en verantwoordt een deelnemingswinst van bijna € 5,3 mln. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur in 2014 een IB-navorderingsaanslag op aan X ter zake van winst uit aanmerkelijk belang. X is van mening dat de inspecteur ten onrechte de verlengde navorderingstermijn heeft toegepast, en dat de inspecteur onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn kan worden toegepast, en dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld. De navorderingsaanslag blijft in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn van toepassing is. X heeft in 2005 namelijk in Duitsland een aanmerkelijk belang in Duitse vennootschappen, zonder band met Nederland, verkregen en vervreemd in Duitsland, waarbij het voorwerp van enige belasting bestaat uit de met die transacties behaalde winst. Verder heeft de inspecteur volgens het hof, gelet op alle handelingen vanaf eind november 2012, ook voldoende voortvarend gehandeld. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de inspecteur pas eind november 2012 over de relevante informatie beschikte. Hierbij ziet het voortvarend handelen ook op het voorbereiden en vaststellen van een aanslag. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 november