Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag IB/PVV over het jaar 2005. De aanslag heeft als dagtekening 14 augustus 2008 en de bezwaartermijn eindigt op 25 september 2008. Het bezwaarschrift van X is gedagtekend 3 oktober 2008 en, blijkens de poststempel, op 6 oktober 2008 ter post bezorgd. De inspecteur ontvangt het bezwaar op 7 oktober 2008. In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar.
Rechtbank Breda acht het aannemelijk dat de Belastingdienst de aanslag naar het juiste adres heeft verzonden. X heeft ter zitting verklaard dat hij niet weet of hij de aanslag heeft ontvangen en dat een te late indiening van het bezwaarschrift niet met opzet is gebeurd. X heeft verder verklaard dat hij op het adres een kamer huurde en één brievenbus met de overige kamerbewoners deelde. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank acht X namelijk niet erin geslaagd het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanslag te ontzenuwen en de rechtbank is geen reden voor rechtvaardiging van die termijnoverschrijding bekend geworden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7