Hof Amsterdam oordeelt dat de voordelen van X bv uit hoofde van haar in Zwitserland gelegen bron van inkomen, welke niet naar Malta zijn geremit, tot de in Nederland belastbare winst moeten worden gerekend. Dit op grond van art. 2 lid 5 Belastingverdrag NL - Malta.
A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv verstrekt leningen en houdt beleggingen aan. Sinds 2004 heeft X bv een vaste inrichting in Zwitserland. Met de inspecteur komt X bv overeen dat haar winst in de jaren 2004 - 2011 geheel is toe te rekenen aan haar vaste inrichting in Zwitserland en dat de inspecteur hiervoor een vrijstelling van VPB verleent. Op 18 november 2011 verplaatst X bv haar werkelijke leiding naar Malta. Naar aanleiding van het overleg tussen de inspecteur en X bv over de consequenties van de verplaatsing van de werkelijke leiding, stelt de inspecteur vast dat X bv in Nederland VPB-aangifte moet doen. Verder zullen nihilaanslagen worden opgelegd, omdat de feitelijke leiding zich op Malta bevindt. Naar aanleiding van een in 2018 uitgevoerd boekenonderzoek legt de inspecteur VPB-navorderingsaanslagen op aan X bv. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv inwoner van Malta is en dat de inspecteur de VPB-navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd. De rechtbank wijst er daarbij op dat X bv in beginsel belastingplichtig is over haar wereldinkomen in Malta. Op grond van doel en strekking van de remittance-bepaling (art. 2 lid 5 Belastingverdrag NL - Malta) concludeert de rechtbank uiteindelijk dat de inspecteur terecht de navorderingsaanslagen heeft opgelegd.
Hof Amsterdam oordeelt dat de voordelen van X bv uit hoofde van haar in Zwitserland gelegen bron van inkomen, welke niet naar Malta zijn geremit, tot de in Nederland belastbare winst moeten worden gerekend. Dit op grond van art. 2 lid 5 Belastingverdrag NL - Malta. Het hof verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 2022 (20/03826, V-N 2022/30.9). Een en ander geldt in beginsel ook voor vermogenswinsten. Verder merkt het hof op dat enkele andere stellingen van X bv, gezien dit arrest, moeten worden verworpen. Het hof is het wel met de inspecteur eens dat art. 30 Belastingverdrag NL - Malta ter zake van de vermogensinkomsten van toepassing is, omdat X bv op Malta gebruik heeft gemaakt van een objectvrijstelling voor vermogensinkomsten (art 4 lid 1 Income Tax Act). Deze objectvrijstelling moet namelijk worden aangemerkt als een ‘bijzondere regeling’ als bedoeld in art. 30 Belastingverdrag NL – Malta, zodat deze bepaling van toepassing is. De vermogensinkomsten zijn in Nederland als winst uit onderneming van X bv aan belastingheffing onderworpen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Vaste inrichting: Grensoverschrijdende activiteiten belast in het buitenland.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 10 april