X sluit op 3 juni 1994 een lijfrenteverzekering. De eenmalige koopsom bedraagt € 7.284. X brengt dit bedrag in mindering op haar belastbare inkomen. Op 11 januari 2015 eindigt de lijfrenteovereenkomst. Het lijfrentekapitaal bedraagt € 18.677. X laat het bedrag ineens uitkeren. De verzekeraar houdt daarbij € 9.791 aan loonheffing in. De inspecteur brengt bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2015 een bedrag van € 3.765 revisierente in rekening. In geschil is of de inspecteur terecht revisierente in rekening brengt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht revisierente in rekening brengt vanwege de opname van het lijfrentekapitaal ineens. X stelt dat de inspecteur de wettelijke regeling van de revisierente juist toepast, maar dat deze wetstoepassing in haar geval onbillijk en onrechtvaardig uitpakt. De rechtbank mag de innerlijke redelijkheid van de wetgeving niet toetsen. Wel dient zij, in het kader van wetsuitleg, te beoordelen of de toepassing van de wet naar de letter in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.133
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 april