Rechtbank Noord-Nederland beslist dat de inspecteur ten onrechte heeft beslist dat X heeft afgezien van zijn hoorrecht.

X heeft op aangifte BPM voldaan. Na bezwaar tegen die voldoening heeft een teruggaaf van een deel van de voldane BPM plaatsgevonden. X krijgt € 49 aan belastingrente vergoed. Met de hoogte van deze rentevergoeding is X het niet eens. In beroep is in geschil of het hoorrecht in de bezwaarfase is geschonden en of een passende rentevergoeding is gegeven.

Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft tussen de gemachtigde van X en de inspecteur een discussie plaatsgevonden over de vormgeving van de uitoefening van het hoorrecht, en het daaraan gekoppelde inzagerecht. Die discussie is op niets uitgelopen. Inhoudelijk heeft de inspecteur maar één voorstel gedaan, en dat vervolgens telkens herhaald. Volgens de rechtbank had de inspecteur ten minste eenmaal een redelijk alternatief moeten bieden, dan wel moeten aangeven waarom zijn eerste (en enige) aanbod onmogelijk als onredelijk kan worden beschouwd. Geen van beide is hier gebeurd. De inspecteur heeft (nog) niet kunnen concluderen dat X ondanks een onredelijke oncoöperatieve houding van diens gemachtigde, heeft afgezien van zijn hoorrecht. Het hoorrecht is volgens de rechtbank dus geschonden. De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Over de rentebeschikking oordeelt de rechtbank niet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30j

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 7 maart

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen