Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de aftrek voor uitgaven levensonderhoud voor zijn zoon en de aftrek voor uitgaven voor onderhoudsverplichtingen voor zijn moeder terecht heeft gecorrigeerd in de jaren 2010 respectievelijk 2010 t/m 2012.

Belanghebbende, X, is het niet eens met de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2010 t/m 2012 die de inspecteur hem heeft opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de aftrek voor uitgaven levensonderhoud voor zijn zoon en de aftrek voor uitgaven voor onderhoudsverplichtingen voor zijn moeder terecht heeft gecorrigeerd in de jaren 2010 respectievelijk 2010 t/m 2012. De inspecteur heeft tijdens een controle in 2014 ontdekt dat X deze aftrekposten ten onrechte opvoerde. Dit vormt volgens het hof een nieuw feit voor het opleggen van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 en 2011. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de inspecteur niet hoefde te twijfelen aan de aangiften van X die een verzorgde indruk maakten. Er bestond de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de zoon van X geen studiefinanciering genoot, in welk geval X wel aftrek zou hebben genoten. De onderzoeksplicht van de inspecteur gaat niet zo ver dat hij het dossier van de zoon had moeten raadplegen om na te gaan of deze studiefinanciering genoot. Het hof verwerpt het beroep van X op het vertrouwensbeginsel.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.14

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 4 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen