De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van A. Uit een boekenonderzoek blijkt dat de administratie van X bv niet op orde is en er diverse privé-uitgaven als kosten zijn geboekt. De inspecteur legt daarom een btw-naheffingsaanslag over 2001-2002 op aan X bv. In cassatie stelt X bv dat Hof 's-Gravenhage heeft verzuimd toe te zien op overlegging van een intern memo dat behoort bij het van het boekenonderzoek opgemaakte controlerapport en dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op een stuk van X bv waarin zij aangeeft dat de btw wel aftrekbaar is, omdat de goederen binnen de onderneming van X bv zijn gebruikt. De Hoge Raad (29 juni 2012, nr. 11/00551, BNB 2012/248) stelt X bv in het gelijk en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam. In geschil is uiteindelijk nog in hoeverre X bv de voorbelasting op enkele niet-zakelijke kosten (beveiliging van het woonhuis van A, de kosten voor de privé auto's van A en zijn zoon, en een digitale camera) terecht in aftrek heeft gebracht.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv voor de ‘overige niet-zakelijke kosten' geen recht op aftrek van voorbelasting heeft. Het hof overweegt hierbij dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat de desbetreffende uitgaven voor haar zakelijk waren. Volgens het hof is de enkele stelling dat de uitgaven zijn gedaan in het kader van zakelijke bezigheden onvoldoende. Verder wijst het hof een verzoek van X bv, om een schadevergoeding van ruim 2,3 mln toe te kennen, af. Het hof vermindert vervolgens de naheffingsaanslag nog wel, omdat de inspecteur de correctie voor het privégebruik van een auto te hoog heeft vastgesteld.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15