De Hoge Raad oordeelt dat de brief van 24 februari 2012 niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling. X heeft dan ook geen recht op een dwangsom.

In verband met de aankoop van zijn woning betaalt belanghebbende, X, € 30.000 aan overdrachtsbelasting (6% van de koopprijs). X is van mening dat hij slechts 2% aan overdrachtsbelasting is verschuldigd. A, de gemachtigde van X, voert diverse procedures over de hoogte van het tarief van de overdrachtsbelasting. Hij zoekt daarom in augustus 2011 contact met, in eerste instantie, het Ministerie van Financiën en, later, de inspecteur. Omdat het ministerie en de inspecteur niet bereid zijn om werkafspraken te maken, stelt A de inspecteur in gebreke. Tevens stelt hij voor om toch tot overleg te komen. In zijn brieven van 15 december 2011, 26 januari 2012 en 24 februari 2012 stelt hij de inspecteur nogmaals in gebreke. De inspecteur doet op 21 juni 2012 uitspraak op bezwaar. In geschil is of X recht heeft op een dwangsom. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een dwangsom. Hierbij merkt het hof nog wel op dat A in eerste instantie een gemengde boodschap uitzond, omdat hij de inspecteur weliswaar in gebreke stelde, maar ook een wens uitte tot nader overleg. De onduidelijkheid hierover bij de inspecteur nam A volgens het hof echter weg in zijn brief van 15 december 2011. Het hof wijst er vervolgens nog op dat in de vervolgcorrespondentie ook duidelijk door A is aangegeven dat hij de inspecteur in gebreke stelt. Volgens het hof had de inspecteur dan ook actie moeten ondernemen. Hij had een termijn aan een motivering moeten stellen, de beslistermijn kunnen opschorten of aan A kunnen vragen om de ingebrekestelling (voorlopig) in te trekken. Het hof kent de maximale dwangsom van € 1260 toe aan X.

De Hoge Raad oordeelt dat de brief van 24 februari 2012 niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling. Volgens de Hoge Raad is voor een ingebrekestelling namelijk vereist dat het geschrift voldoende duidelijk maakt op welke aanvraag het betrekking heeft. Daarnaast is nog vereist dat de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat de belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. Volgens de Hoge Raad bevat de brief van 24 februari 2012 slechts een herhaling van de met de inspecteur gemaakte afspraak, en de mededeling dat het bezwaar nader zal worden gemotiveerd en dat een hoorzitting zal worden gehouden. X heeft geen recht op een dwangsom.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen