X maakt bezwaar tegen de IB-aanslag 2008, die de inspecteur conform de aangifte heeft opgelegd. Omdat X haar bezwaar verder niet toelicht, verklaart de inspecteur het bezwaar ongegrond. Bij de ambtshalve IB-aanslag 2009 rekent de inspecteur de helft van het eigenwoningsaldo van X en haar partner toe aan X. In hoger beroep stelt X dat de inspecteur in strijd met allerlei verdragen, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, heeft gehandeld, en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Hof Den Haag (MK I, 11 december 2013, BK-12/00737 en BK-12/00738, V-N Vandaag 2014/316) oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen niet in strijd met de verdragen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Het hof overweegt daarbij dat het uitblijven van de gevraagde informatie mede ten grondslag heeft gelegen aan het handelen van de inspecteur. De inspecteur was daarom niet in staat om het eigenwoningsaldo op de meest gunstige wijze onder X en haar partner te verdelen. Ook heeft de inspecteur volgens het hof niet gehandeld in strijd met enige andere rechtsregel. Nu noch X noch haar partner hebben gereageerd op de vragen om informatie van de inspecteur, heeft de inspecteur een juiste handelwijze betracht. De aanslagen blijven in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17