X verzoekt om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2015. Op 22 mei 2018 wijst de inspecteur het verzoek af. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzende beslissing van de inspecteur op het verzoek om ambtshalve vermindering. De bezwaartermijn eindigde op 3 juli 2018. Tot het dossier behoort een brief van 26 mei 2018 maar X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij die brief daadwerkelijk ter post heeft bezorgd en door de inspecteur is ontvangen.
Hof ’s-Hertogenbosch verklaart het bezwaar van X alsnog ontvankelijk nu de inspecteur in hoger beroep heeft erkend dat de brief van X van 26 mei 2018 wel tijdig bij de Belastingdienst is ontvangen. De inspecteur heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door het bestaan van de brief te ontkennen, terwijl die wel in het systeem van de Belastingdienst blijkt te zijn geregistreerd. Het hof verbindt aan deze schending geen rechtsgevolgen nu tussen partijen niet langer in geschil is dat de aanslag moet worden verminderd naar het door X gewenste bedrag. X heeft geen recht op een dwangsom nu de inspecteur binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 februari