België verstrekt begin 2005, in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen, gegevens aan de FIOD-ECD Team Internationaal. De gegevens betreffen bank- en beleggingsrekeningen van ingezetenen van Nederland bij Van Lanschot Bankiers Luxembourg SA. X wordt als rekeninghouder geïdentificeerd. Eind 2008 legt de inspecteur diverse IB- en VB-(navorderings)aanslagen op aan X. X is echter van mening dat de inspecteur niet voortvarend genoeg heeft gehandeld.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de IB- en VB-navorderingsaanslagen voor de jaren 1996 en 1997. De rechtbank overweegt hierbij dat voor de overige aanslagen de voortvarendheidstoets niet hoeft te worden aangelegd. Volgens de rechtbank moet de Belastingdienst, wanneer er gegevens over in het buitenland ondergebracht vermogen wordt verkregen die een groot aantal in Nederland wonende personen betreffen, namelijk over genoeg tijd kunnen beschikken om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen om welke individuele belastingplichtigen het gaat. Vervolgens moet de Belastingdienst volgens de rechtbank ook genoeg tijd kunnen nemen om ten aanzien van de betrokken belastingplichtigen te beoordelen of, en zo ja, voor welk bedrag belasting van hen kan worden nagevorderd. In deze onderzoeksfase heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld, en ook in de fasen na de onderzoeksfase. De rechtbank verlaagt de (navorderings)aanslagen uiteindelijk nog wel, omdat X en de inspecteur daar een compromis over hebben bereikt.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 9 september