Belanghebbende, X, houdt in de periode 1998-2009 bankrekeningen in het buitenland aan. Deze bankrekeningen heeft zij niet in haar IB- en VB-aangiften over deze jaren opgenomen. In 2010 benadert X de inspecteur en geeft zij aan dat zij gebruik wil maken van de inkeerregeling (art. 67n AWR). Overeengekomen wordt dat de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2009 zal opleggen. De inspecteur legt verder – op grond van de (per 2 juli 2009 gewijzigde) wettekst van art. 67n AWR medio 2010 – geen boete op over de jaren 2008 en 2009 maar wel een boete van 15% over de jaren 1998-2007. Na bezwaar vernietigt de inspecteur de boeten over de jaren 1998 en 1999. X is het niet eens met de opgelegde boeten. Volgens X wordt zij door de wetswijziging per 2 juli 2009 namelijk zwaarder bestraft.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur de wettelijke regels juist heeft toegepast door X een boete op te leggen wegens het opzettelijk onjuist doen van aangiften. De rechtbank overweegt hierbij onder andere dat de aan X opgelegde boete is opgelegd op grond van art. 67e AWR. Verder wijst de rechtbank er op dat wettekst van art. 67e AWR in de jaren in geding niet is gewijzigd. Volgens de rechtbank leidt de aanscherping van de inkeerregeling per 2 juli 2009 er dan ook niet toe dat de in art. 67e AWR opgenomen strafbedreiging is verzwaard of anderszins is gewijzigd. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 5 februari