A is directeur van belanghebbende, X Ltd. In 2009 richten X Ltd. en stichting C een commanditaire vennootschap (Z cv) op. A verricht werkzaamheden voor Z cv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffingen op aan X Ltd. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking tussen A en X Ltd., en is X Ltd. inhoudingsplichtige. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X Ltd. inhoudingsplichtige is voor de LB. De rechtbank overweegt hierbij dat X Ltd. in Nederland is gevestigd, omdat A enig bestuurder is van X Ltd., en A ook bestuurshandelingen heeft verricht. Tevens bevestigt de rechtbank de stelling van de inspecteur dat A een a.b. in X Ltd. heeft, zodat de stelling van de inspecteur dat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking ook juist is. De inspecteur heeft dan ook terecht naheffingsaanslagen aan X Ltd. opgelegd. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslagen nog wel.
Hof Amsterdam oordeelt dat A in fictieve dienstbetrekking staat tot X Ltd., en dat X Ltd. inhoudingsplichtige is voor de LB. Het hof stelt hierbij vast dat X Ltd. in Nederland is gevestigd. Verder overweegt het hof dat X Ltd., als beherende vennoot van Z cv, verplicht is om arbeid in de cv in te brengen. Ook merkt het hof nog op dat vaststaat dat A, de directeur van X Ltd., werkzaamheden voor Z cv verricht, en dat niet is gesteld of gebleken dat X Ltd. ook door anderen arbeid in de cv laat verrichten. Ook verwerpt het hof de stelling van X Ltd. dat A geen werkzaamheden voor haar heeft verricht. Volgens het hof was A namelijk (de enige) directeur van X Ltd. en heeft X Ltd. (slechts) door A aan haar verplichting tot inbreng van arbeid in de onderneming van de cv voldaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 4
Wet op de loonbelasting 1964 6
Wet op de loonbelasting 1964 12a