Belanghebbende, X, houdt alle aandelen in Z bv. A bv, de dochtervennootschap van Z bv, exploiteert een cafetaria. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de winsten van Z bv. De inspecteur merkt deze correcties aan als winstuitdelingen aan X, en legt IB-navorderingsaanslagen op aan X. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur ten onrechte de bewijslast heeft omgekeerd en verzwaard. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur, met een enkele verwijzing naar een theoretische omzetberekening, namelijk niet aannemelijk dat de vereiste aangifte niet is gedaan. De inspecteur moet volgens de rechtbank eerst aannemelijk maken dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Vervolgens kan een theoretische omzetberekening als hulpmiddel voor de inspecteur dienen om tot een juiste winstbepaling te komen. Verder merkt de rechtbank nog op dat de inspecteur ook volgens de gewone regels van de bewijslast(verdeling) niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door Z bv aangegeven winsten te laag zijn en dat Z bv winstuitdelingen aan X heeft gedaan. De rechtbank vernietigt de IB-navorderingsaanslagen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat Z bv winstuitkeringen aan X heeft gedaan. Het hof verwijst daarbij naar zijn uitspraak in de VPB-zaken. In die uitspraak heeft het hof vastgesteld dat Z bv ten onrechte omzet niet in haar VPB-aangiften heeft opgenomen. De in verband hiermee doorgevoerde winstcorrecties moeten volgens het hof worden aangemerkt als winstuitdelingen door Z bv aan X. De inspecteur heeft dan ook terecht de navorderingsaanslagen opgelegd aan X.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 1 september