Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een fout als bedoeld in art. 16 lid 2 onderdeel c AWR indien de inspecteur bij het vaststellen van de primitieve aanslag geen rekening houdt met de herziene aangifte van X.
Belanghebbende, X, dreef een onderneming bestaande uit de verhuur van kamers voor prostitutie. In 2004 heeft hij twee panden ingebracht in de onderneming voor € 215.545 respectievelijk € 340.335. In 2013 staakt X de bedrijfsactiviteiten en verkoopt hij de panden voor € 1.500.000. X verzoekt de inspecteur met een beroep op de foutenleer de inbrengwaarde van de panden per 2004 te verhogen naar € 750.000 per stuk. Nadat de inspecteur dit verzoek heeft gehonoreerd, doet X voor de tweede keer aangifte IB/PVV 2013 met daarin opgenomen een bedrag aan stakingswinst. In de eerste aangifte heeft X geen melding gemaakt van de stakingswinst. In de primitieve aanslag IB/PVV 2013 heeft de inspecteur nog geen rekening gehouden met de tweede aangifte. Bij het vaststellen van de in geschil zijnde navorderingsaanslag doet hij dit wel.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een fout als bedoeld in art. 16 lid 2 onderdeel c AWR indien de inspecteur bij het vaststellen van de primitieve aanslag geen rekening houdt met de herziene aangifte van X. Van een onjuist inzicht in het recht of de feiten aan de zijde van de inspecteur is geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank dat X op geen enkele manier melding heeft gemaakt van de staking in 2013, noch in de eerste aangifte noch in enig overleg. Er was voor de inspecteur ook anderszins geen reden om aan te aangifte van X te twijfelen. De navorderingsaanslag kan in stand blijven.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 augustus