Belanghebbende (X nv) belegt in onroerende zaken in het Verenigd Koninkrijk (VK). Medio 2004 worden de aandelen in belanghebbende verkocht aan G. In haar Vpb-aangifte over het jaar 2004 geeft belanghebbende een verlies van £ 5,3 mln. aan. Het aan haar activiteiten in het VK toe te rekenen verlies bedraagt £ 7,5 mln. De inspecteur stelt het inhaalverlies voor het jaar 2004 vast op £ 7,5 mln. Belanghebbende is het daar niet mee eens. Zij stelt dat rekening moet worden gehouden met de stallingswinst van het jaar 2003 van £ 1,8 mln. Volgens belanghebbende moet art. 46 Bvdb buiten toepassing blijven wegens strijd met de goede verdragstrouw die Nederland – gezien het Belastingverdrag met het VK – jegens het VK in acht moet nemen. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat art. 46 Bvdb buiten toepassing moet blijven, omdat deze bepaling strijdig is met het bepaalde in de art. 7 en 22 Belastingverdrag met het VK. Volgens de rechtbank moet er rekening worden gehouden met de stallingswinst. De rechtbank stelt het inhaalverlies vast op £ 5,7 mln (£ 7,5 mln -/- £ 1,8 mln).
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de bepalingen uit het Belastingverdrag niet in de weg staan aan het wijzigen van de regels met betrekking tot de berekening van de belastingvermindering die Nederland verleent. Verder stelt het hof vast dat ook de regels met betrekking tot de heffingsbevoegdheid, zoals die in het Belastingverdrag is verdeeld tussen Nederland en het VK, niet zijn gewijzigd of gefrustreerd. Volgens het hof staan het Belastingverdrag en de door Nederland dienaangaande goede trouw dan ook niet in de weg aan het vaststellen van de beschikking onder toepassing van de regels van art. 46 Bvdb. Het gelijk is aan de inspecteur.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 24 januari