Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij geen rechthebbende is tot de saldi van de drie bankrekeningen. Daarbij wijst het hof er op dat de functie van X als toegevoegd executeur testamentair vóór de peildatum is beëindigd.
A overlijdt in 2007. Zijn vrouw en belanghebbende, X, zijn executeur over de afwikkeling van de nalatenschap. De nalatenschap wordt vervolgens in 2007 nog verdeeld, waarbij X en zijn broer, Y, een vordering van € 938.000 op hun moeder verkrijgen. Omdat Y het niet eens is met de gang van zaken start hij een civiele procedure. In deze procedure wordt Y in het gelijk gesteld en worden enkele rechtshandelingen van moeder en X vernietigd. Moeder overlijdt in 2018. In de IB-aangifte 2017 van moeder worden enkele bankrekeningen die op naam van X staan toegerekend aan moeder. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2017 van X op dit punt. X stelt dat hij slechts beheerder is van de rekeningen en dat Y rechthebbende is van de rekening aangezien moeder de schuld aan Y heeft afgelost via stortingen op deze rekeningen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij geen rechthebbende is tot de saldi van de drie bankrekeningen. Daarbij wijst het hof er op dat de functie van X als toegevoegd executeur testamentair vóór de peildatum is beëindigd. Met de verdeling van de nalatenschap van vader in 2007 is de taak van executeur beëindigd. Ook is niet aannemelijk dat moeder de met de geldvordering van Y corresponderende schuld heeft afgelost door storting van een geldsom op één of meerdere van de drie bankrekeningen. Y kan dan ook niet worden aangemerkt als rechthebbende tot de saldi van de rekeningen. Ook moeder is niet de rechthebbende. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 16 april
Informatiesoort: VN Vandaag