X werkt in 2011 als Rijnvarende voor een Luxemburgse en een Zwitserse vennootschap. In 2006 heeft Luxemburg een E106-verklaring afgegeven. X verzoekt in zijn IB-aangifte 2011 om vrijstelling te verlenen van de PVV-heffing. De inspecteur is echter van mening dat X geen recht heeft op de vrijstelling. X is het hier niet mee eens. Hij stelt onder andere dat de inspecteur niet bevoegd is om de aanslag op te leggen en dat uit de afgegeven E106-verklaring volgt dat hij voor de sociale verzekeringen exclusief verzekerd is in Luxemburg.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur bevoegd is om PVV te heffen van X. Dit volgt volgens de rechtbank uit art. 57 Wfsv en art. 11 AWR. Verder staat art. 5 van de Rijnvarendenovereenkomst volgens de rechtbank niet in de weg aan de bevoegdheid van de inspecteur om de verzekeringsplicht van X vast te stellen zoals die voortvloeit uit de Wfsv. De rechtbank overweegt verder nog dat aan de E-106 verklaring geen betekenis toekomt wanneer het Rijnvarendenverdrag van toepassing is en dat dat niet anders wordt door de inwerkingtreding van de Basisverordening (EG-Vo. 883/2004). Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Wet financiering sociale verzekeringen 57
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 14 februari