Hof Den Haag oordeelt dat de Nederlandse belastingrechter is gebonden aan de inhoud van een E101-verklaring van de SVB, zolang die verklaring niet is ingetrokken of ongeldig verklaard. De inhoudelijke beoordeling is namelijk overgelaten aan de socialezekerheidsrechter. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, woont in Nederland en werkt als Rijnvarende op een binnenschip. In 2012 en 2013 werkt X in dienstbetrekking bij het Cypriotische A Ltd. In zijn IB-aangiften 2012 en 2013 geeft X aan dat hij niet verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen. De inspecteur verleent echter geen vrijstelling voor de PVV-heffing. De inspecteur hecht daarbij waarde aan de door de SVB afgegeven E101-verklaring, waarin wordt verklaard dat X is onderworpen aan de Nederlandse socialezekerheidswetgeving. Volgens de inspecteur is niet van belang of de E101-verklaring onherroepelijk vaststaat.
Hof Den Haag (V-N 2018/67.1.4) oordeelt dat de Nederlandse belastingrechter is gebonden aan de inhoud van een E101-verklaring van de SVB, zolang die verklaring niet is ingetrokken of ongeldig verklaard. Het hof verwijst daarbij onder andere naar de conclusie van A-G Niessen van 2 augustus 2018, nr. 18/01620 (V-N 2018/41.25.7. Inmiddels heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2018 arrest gewezen in deze zaak en de vergelijkbare zaak met rolnr. 18/01619: V-N 2018/53.10, red.). Volgens het hof kan de belastingrechter niet oordelen over de inhoudelijke gelding van een E101/A1-verklaring, omdat dit op grond van de door de Nederlandse wetgever gekozen bevoegdheidsverdeling tussen de belastingrechter en de sociale-zekerheidsrechter thuishoort bij de socialezekerheidsrechter. Het gelijk is aan de inspecteur.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 juni