X exploiteert een kleinschalig gezinsvervangend tehuis. Rond 1985 was X haar grootvader gaan helpen met de activiteiten (begeleiden, verzorgen en verplegen van verstandelijk gehandicapte mensen en kinderen met een medische handicap), en sinds het overlijden van haar grootvader in 1991 neemt X de verpleging van de cliënten op zich. Het cliëntbestand is in de loop der jaren afgenomen, veelal door het overlijden van de cliënten. Voor haar activiteiten ontvangt X van haar cliënten een PGB-vergoeding. Na overleg met haar adviseur kiest X er voor om de, zeer hoge, PGB-ontvangsten niet aan te geven als inkomsten uit haar onderneming. In 2012 meldt X zich bij de inspecteur om schoon schip te maken. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen aan X op over de jaren 2007 - 2011. Hij gaat er daarbij vanuit dat de onderneming is gestaakt en neemt in 2007 een stakingswinst in aanmerking. Ten aanzien van de opgevoerde ondernemingskosten stelt de inspecteur, uit coulance, dat in 2007 25% van de opgevoerde kosten in aftrek gebracht kunnen worden en dat in de overige jaren geen recht op aftrek bestaat. In geschil is of de inspecteur kan navorderen, en of er nog steeds sprake is van een onderneming.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat er sprake is van een nieuw feit, omdat X de omvangrijke PGB-inkomsten niet in haar IB-aangiften heeft verantwoord. Verder stelt de rechtbank vast dat er sprake is van kwade trouw, zodat de inspecteur mag navorderen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X heeft aangetoond dat er sprake is van een onderneming. De inspecteur heeft dan ook ten onrechte stakingswinst in aanmerking genomen en ten onrechte geen kosten in aftrek toegelaten. X maakt niet aannemelijk dat zij over de jaren 2008-2011 recht heeft op een aftrek van meer dan 25% aan kosten maar de rechtbank staat uiteindelijk toch nog, conform de toegestane aftrek over 2007, aftrek van 25% aan kosten toe voor de jaren 2008-2011.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 12 mei