X woont in Duitsland en werkt in Nederland en is buitenlands belastingplichtige. Hij heeft niet voor de binnenlandse belastingplicht gekozen. Volgens X mag hij, ook al maakt hij geen gebruik van de keuzeregeling, de negatieve opbrengst van zijn eigen woning in aftrek brengen op zijn belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland. In zijn IB-aangifte 2007 bedraagt het belastbaar inkomen € 49.221. De inspecteur corrigeert de aangifte en stelt het belastbaar inkomen vast op € 55.320. Rechtbank Breda oordeelt dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van discriminatie van een niet-ingezetene, het gezinsinkomen bepalend is. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de inkomsten van de echtgenote van X. Hierdoor voldoet X niet aan de Schumackernorm. In hoger beroep stelt de inspecteur voor om geheel tegemoet te komen aan de klachten van X. X accepteert het voorstel van de inspecteur echter niet, omdat het voorstel alleen betrekking heeft op 2007 en niet op latere jaren. De inspecteur stelt het belastbaar inkomen van X vervolgens ambtshalve vast op € 49.221.
Hof 's-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. Het hof overweegt daarbij dat de inspecteur geheel tegemoet is gekomen aan de klacht van X in hoger beroep. Het hof kent nog wel een proceskostenvergoeding toe aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 oktober