Hof Amsterdam oordeelt dat de trustakte geen aanleiding geeft om vast te stellen dat X een juridische bevoegdheid heeft om te beschikken over het trustvermogen. Er is dan ook geen sprake van box 3-vermogen.

 

Belanghebbende, X, is betrokken bij een trust. Volgens een overzicht uit 2005 bedraagt het vermogen van de trust ruim € 2,1 mln. De inspecteur is van mening dat de betrokkenheid van X bij de trust meebrengt dat er sprake is van een zodanige rechtspositie van X ten opzichte van de trust dat er sprake is van een bezitting in de zin van art. 5.3 lid 2 onderdeel f Wet IB 2001. Rechtbank Haarlem oordeelt dat uit de stukken niet is gebleken dat X als benificiary een afdwingbaar recht op het trustvermogen heeft. Verder is ook niet aannemelijk geworden dat X feitelijk invloed kan uitoefenen op het beheer van het trustvermogen. De rechtbank heeft de aanslagen vervolgens verminderd.

Hof Amsterdam oordeelt dat de trustakte geen aanleiding geeft om vast te stellen dat X een juridische bevoegdheid heeft om te beschikken over het trustvermogen. Hieraan doet volgens het hof ook niet af dat de trust meermalen aanzienlijke koopsommen heeft betaald voor een aantal verzekeringsovereenkomsten, waarvan X de (enige) begunstigde is. Het hof overweegt daarbij dat niet duidelijk is wie opdracht heeft gegeven om de overeenkomsten aan te gaan, en ook niet waarom deze overeenkomsten zijn aangegaan. Ook acht het hof verder nog van belang dat aan de trust een eventueel recht van afkoop van de overeenkomsten toekomt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 19 december

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen