Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV over 2008 ten onrechte is opgelegd.
De inspecteur ontvangt in 2019 informatie uit het buitenland met betrekking tot buitenlandse bankrekeningen op naam van belanghebbende. Naar aanleiding daarvan legt de inspecteur een navorderingsaanslag IB/PVV over 2008 op. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit. De rechtbank oordeelt tevens dat de inspecteur ten aanzien van de hoogte van de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast inzake de gerechtigheid van belanghebbende tot de banktegoeden van tenminste € 199.426. Daarmee heeft de inspecteur ook niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast wat betreft zijn stelling dat eiser voor 2008 niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De bewijslast kan daardoor niet worden omgekeerd. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 1 augustus
Carrousel: Carrousel