Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X ROW-inkomsten heeft genoten. De inspecteur heeft zijn vermoedens onvoldoende onderbouwd.

 

Aan E, de echtgenote van belanghebbende, X, is voor 2006 een PBG toegekend van € 11.362. In de verantwoordingsformulieren vermeldt E Stichting A, waarvan E bestuurder is, als zorgverlener. Naar aanleiding van een onderzoek bij A legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2006 aan X op. Hierbij wordt het bedrag van € 11.362 als ROW bij X in aanmerking genomen. Volgens X heeft hij dat bedrag echter niet genoten en heeft E het bedrag overgemaakt naar A, die het aan derden heeft uitbetaald.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X ROW-inkomsten heeft genoten. De rechtbank merkt op dat het feit dat onduidelijkheid bestaat over de bedragen die aan derden zijn betaald er niet zo maar toe kan leiden dat het dan maar bij X als ROW in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank overweegt daarbij dat X heeft ontkend dat hij inkomsten heeft genoten en dat de verwijzing van de inspecteur naar de verklaring van E – dat X zorgtaken heeft verricht – onvoldoende is. Volgens de rechtbank is namelijk niet aannemelijk geworden dat de zorgtaken de wederzijdse familiare hulp en bijstand te buiten gingen en dat X voor die werkzaamheden is betaald. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.94

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 1 februari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen