Belanghebbende, X, en zijn vrouw hebben zowel in Nederland als in Spanje een woning. X en de inspecteur zijn het er over eens dat X zowel in Nederland als in Spanje woont, en dat X, voor het belastingverdrag Nederland-Spanje als inwoner van Spanje heeft te gelden. In geschil is of X aanbrengcomissies heeft genoten in verband met werkzaamheden die hij als intermediair zou hebben verricht in verband met een scheepsbouwproject, en of Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van deze inkomsten. X stelt dat hij geen commissie heeft genoten, omdat de bedragen die hij zou moeten ontvangen alleen op papier bestonden. Voor deze constructie was volgens X gekozen om voor elkaar te krijgen dat de bank het hele project zou financieren.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2003 een aanbrengcommissie van € 260.000 heeft genoten in verband met het scheepsbouwproject. De rechtbank overweegt daarbij onder andere dat uit de gedingstukken kan worden afgeleid dat uitvoering aan de overeenkomst is gegeven. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de commissie moet worden aangemerkt als ROW, en dat het heffingsrecht over dit inkomen aan Nederland toekomt. Volgens de rechtbank vormt de woning van X in Nederland namelijk een vast middelpunt waaraan de voordelen uit de werkzaamheden die hebben geleid tot de aanbrengcommissie kunnen worden toegerekend. Ten aanzien van de aanbrengcommissie van € 313.467 die X in 2004 zou hebben genoten, stelt de rechtbank vast dat X deze niet heeft genoten. De rechtbank acht hierbij onder andere van belang dat de inspecteur niet heeft vermeld hoe X de (aanbreng)commissies zou hebben genoten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 3 juni