Vanaf begin 2014 correspondeert de inspecteur met X over de door haar in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Eind 2021 legt hij vervolgens IB-navorderingsaanslagen 2008 - 2017 op aan X met boetes van 150%.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de door X verzwegen vermogensbestanddelen. De correcties met betrekking tot de cash withdrawals zijn gebaseerd op de bankafschriften van de Luxemburgse bankrekening bij de UBS van X. Deze schatting is dan ook redelijk. Omdat de navorderingsaanslag 2008 te laat is opgelegd, vermindert de rechtbank de aanslag voor dat jaar en wordt de boete vernietigd. Daarnaast wordt voor de jaren 2008 - 2013 rekening gehouden met de te verrekenen bronbelasting. De aanslagen voor die jaren worden dus ook verminderd. Verder worden ook de boetes voor de jaren 2009 - 2017 verminderd. De rechtbank acht een boete van 75% passend en geboden. Na matiging in verband met overschrijving van de redelijke termijn komt deze uit op 71,25%.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag