Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er geen sprake is van een uitdeling. De inspecteur maakt namelijk onvoldoende aannemelijk dat de waarde van de onroerende zaak € 685.000 bedraagt.

A (32%), zijn echtgenote (20%), en hun kinderen B (24%) en C (24%) houden de aandelen in belanghebbende, X bv. A is alleen en zelfstandig bevoegd statutair bestuurder van X bv. In 2008 verkoopt X bv haar bedrijfspand met vrijstaande bedrijfswoning voor € 375.000 aan A. Uit een taxatie van de Belastingdienst blijkt dat de onroerende zaken een waarde van € 685.000 hebben. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een uitdeling, en corrigeert de VPB-aangifte 2008 van X bv met € 310.000. X bv stelt dat er geen sprake is van een uitdeling, omdat er sprake is van een zeer specifiek bedrijfspand, met kantoorgebouw, loods en bedrijfswoning, dat in ongesplitste staat onverkoopbaar is.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er geen sprake is van een uitdeling. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur de waarde van € 685.000 namelijk onvoldoende aannemelijk. De rechtbank overweegt daarbij dat de waarde in ongesplitste toestand van belang is, dat in de akte van levering is opgenomen dat de grond uitsluitend mag worden aangewend conform de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan, dat de oprichting van een bedrijfswoning alleen wordt toegestaan indien de inhoud van het bedrijfspand ten minste 750 m³ bedraagt, en dat vervreemding niet anders dan met toestemming van de gemeente mag plaatsvinden. Verder hecht de rechtbank er belang aan dat uit het taxatierapport van de Belastingdienst niet valt af te leiden of er nu wel of niet gesplitst is gewaardeerd. Het gelijk is aan X bv. De rechtbank vermindert de aanslag met € 310.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 4 mei

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen