Belanghebbende, X, is firmant in een vof die een coffeeshop exploiteert. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X niet aan de administratie- en bewaarplicht heeft voldaan. De winst over de jaren 2005 tot en met 2008 wordt vervolgens gecorrigeerd. Gevolg zijn de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen ib/pvv met boetebeschikkingen. X vraagt I (een oud medewerker van de Belastingdienst, destijds werkzaam als controlespecialist bij de fraudeafdeling, thans zelfstandig adviseur) een tegenonderzoek te verrichten. De conclusie van I is dat de administratie controleerbaar is, ondanks het ontbreken van inkoopfacturen voor de inkoop van softdrugs. Volgens I is de betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de administratie niet twijfelachtig, omdat diverse controlemogelijkheden voorhanden zijn en omdat X voldaan heeft aan artikel 52 AWR. De inspecteur handhaaft de correcties. X komt in beroep. Rechtbank Gelderland overweegt dat het gelet op de nauwelijks onderbouwde verwijten in het controlerapport van de inspecteur en gelet op de daarvan afwijkende bevindingen van I in het tegenrapport op de weg van de inspecteur had gelegen om de verwijten over de tekortkomingen in de administratie nader te onderbouwen. De inspecteur heeft dit echter nagelaten en heeft zelfs niet of nauwelijks inhoudelijk gereageerd op de bevindingen van I. Ook heeft de inspecteur geen vermogensvergelijking gemaakt en is niet gebleken dat sprake zou zijn van onverklaarbaar hoge privébestedingen. Het enkele feit dat het brutowinstpercentage bij X op 67% ligt, terwijl volgens de inspecteur 100% normaal is, is niet voldoende om de administratie te verwerpen. De administratieplicht van artikel 52 AWR is niet geschonden zodat geen aanleiding bestaat tot omkering van de bewijslast. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de inspecteur de winstcorrecties niet aannemelijk heeft gemaakt. De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e