Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst bij de waardering van het verkochte perceel grond niet gebonden is aan de waarde van het perceel zoals bij minnelijke taxatie is vastgesteld. 

Belanghebbende, X, drijft met zijn echtgenote in maatschapsverband een akkerbouwonderneming. In 2004 verkopen zij een perceel van ruim 18 hectare. De levering vindt plaats in 2005. In geschil is of de inspecteur de aangegeven winst ter zake van deze verkoop mocht verhogen, en of hij daarbij mocht afwijken van een minnelijke waardering van het perceel.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst bij de waardering van het verkochte perceel grond niet gebonden is aan de waarde van het perceel zoals bij minnelijke taxatie is vastgesteld. Dit omdat niet is voldaan aan de in de overeenkomst opgenomen voorwaarden. Bij haar oordeel neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de reden van de waardebepaling, te weten de verkoop van het perceel aan de kinderen, niet geheel is uitgevoerd binnen drie maanden na de dagtekening van het taxatierapport. Ook is  een aantal vragen in de overeenkomst onjuist of onvolledig beantwoord. Het is voldoende aannemelijk dat bij een juiste voorstelling van zaken een andere waarde aan het perceel zou worden toegekend dan ten tijde van de minnelijke taxatie is gedaan. De waarde van € 10 per vierkante meter, waar de inspecteur vanuit is gegaan, vindt de rechtbank niet te hoog. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 17 maart

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen