Aan X zijn over de jaren 2010 en 2011 naheffingsaanslagen loonheffingen en Zvw opgelegd. De rechtbank verklaart de beroepen van X hiertegen ongegrond. X komt in hoger beroep. De Inspecteur verzoekt de geheimhoudingskamer van het hof om op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb de handtekeningen op een convenant tussen de Belastingdienst en de KLPD en de persoonsgegevens in een brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 augustus 2013, geheim te mogen houden. Hof 's-Hertogenbosch (geheimhoudingskamer) is van mening dat de geschoonde persoonsgegevens in de brief voor beslissing van de hoofdzaak van geen belang zijn. Het belang van X bij kennisneming daarvan weegt niet zwaarder dan het belang van de inspecteur bij het geheim houden van de persoonsgegevens. De inspecteur heeft kunnen volstaan met het overleggen van deze brief in geschoonde vorm. Volgens de geheimhoudingskamer zijn er echter geen gewichtige redenen om de handtekeningen onder het convenant, die wellicht op grond van artikel 10, lid 2, onderdeel e, Wob voor de toepassing van die wet niet openbaar hoeven te worden gemaakt, geheim te houden. Bij de Wob gaat het namelijk om bekendmaking aan derden, terwijl het in het kader van artikel 8:29 Awb gaat om bekendmaking aan X van stukken die betrekking hebben op zijn zaak. Volgens de geheimhoudingskamer moet voor een weigering van de inspecteur om gegevens en bescheiden geheim te houden op grond van artikel 8:29 Awb een sterkere grond aanwezig zijn dan de redenen waarom krachtens de Wob een verzoek om informatie kan worden geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de criteria van de Wob een ondergrens vormen. Het openbaren van de handtekeningen aan X tast de levenssfeer van de ondertekenaars niet (verder) aan. Het belang van X om de authenticiteit van het stuk te kunnen controleren weegt zwaarder. De handtekeningen mogen door de inspecteur dan ook niet geheim worden gehouden. De geheimhoudingskamer verzoekt de inspecteur binnen twee weken te berichten of hij bereid is het convenant in ongeschoonde vorm alsnog binnen deze termijn in het geding te brengen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:29