Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in navolging van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de huurcontracten van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van X. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, maakt in zijn aangifte IB/PVV 2010 in box 3 melding van een aantal onroerende zaken. De inspecteur verzoekt X om de huurcontracten van deze onroerende zaken te overleggen en ook om toestemming om de panden inpandig op te mogen nemen. Als X niet reageert, legt de inspecteur aan X een informatiebeschikking op. In hoger beroep gaat het alleen nog om de vraag of de inspecteur de huurcontracten mocht opvragen.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2019/7.1.1) oordeelt in navolging van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de huurcontracten van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van X. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat partijen nog van mening verschillen over de vraag hoe de waarde in het economische verkeer van de panden in 2010 moet worden vastgesteld en dat de methode van waardevaststelling nog open ligt. Het staat dus nog niet vast of wel of niet een huurwaardekapitalisatiemethode wordt gebruikt. Het opvragen van huurcontracten kan dan zinvol zijn. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en handhaaft de informatiebeschikking.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Box 3
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 50
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 29 mei