Belanghebbende, X, is dga van A bv. A bv heeft de loonheffing van € 7159 over het salaris van X niet afgedragen. De inspecteur heft de niet-afgedragen loonheffing na bij A bv. X wordt hier vervolgens aansprakelijk voor gesteld, en betaalt uiteindelijk € 5899. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte van X. Volgens de inspecteur kan X namelijk slechts € 2615 (€ 5899 -/- € 3284, het bedrag dat betrekking heeft op de niet afgedragen loonheffing voor een andere werknemer) aan voorheffing verrekenen, en niet € 7159. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X € 7159 aan loonheffing mag verrekenen. De rechtbank wijst hierbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad. Op grond van deze jurisprudentie komt, naast de ingehouden LB, ook het bedrag aan LB dat van A bv ter zake van het in de aanslag begrepen loon is nageheven, voor verrekening in aanmerking. De rechtbank honoreert vervolgens nog wel het beroep van de inspecteur op toepassing van interne compensatie. De inspecteur had namelijk gesteld dat het gebruikelijk loon moest worden verhoogd naar € 40.000. De aanslag blijft daarom in stand.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur zich in de beroepsfase mag beroepen op toepassing van interne compensatie. Vervolgens stelt het hof vast dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het gebruikelijk loon in beginsel moet worden vastgesteld op € 40.000. Het hof overweegt verder nog dat X zijn stelling dat het slecht ging met A bv niet aannemelijk heeft gemaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Wet inkomstenbelasting 2001 9.2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 16 oktober