Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het hoger beroep van de heer X ontvankelijk is omdat de uitbetaling van de BPM-teruggaaf en de rentevergoeding pas plaatsvond nadat X in beroep was gegaan. Bovendien is er geen sprake van een adequate rentevergoeding als bedoeld in het HvJ EU arrest Irimie. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De heer X woont in Nederland en huurt in het tweede kwartaal van 2011 een personenauto met Duits kenteken. X doet BPM-aangifte en claimt tegelijkertijd teruggaaf wegens uitvoer. Dit is conform het Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/7686, V-N 2011/2.16. De teruggaaf is hoger dan wat X volgens de aangifte is verschuldigd. In geschil is of de inspecteur terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd en de teruggaaf heeft verminderd, waardoor X (uiteindelijk) per saldo € 839 moet betalen. Niet in geschil is dat ter zake van (de aanvang van) het gebruik van de weg met de auto in Nederland geen deugdelijke wettelijke heffingsgrondslag bestaat (zie HVJ EU 29 september 2010, nr. C-91/10, V-N 2010/59.27). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet is gebonden aan zijn keuze om met toepassing van het Besluit DGB2010/7686 aangifte te doen, in die zin dat hij daarmee afstand heeft gedaan van de mogelijkheid zich te beroepen op de onverbindendheid van de wettelijke regeling. Aangezien X op de zitting verklaart geen recht te hebben op teruggaaf als hij ook geen BPM verschuldigd is, wordt dienovereenkomstig beslist. De inspecteur neemt op 8 mei 2015 een teruggaafbeschikking om de reeds betaalde BPM terug te geven en stelt de rentevergoeding vast op € 111. X gaat op 2 juni 2015 in hoger beroep wegens het ontbreken van een adequate rentevergoeding.

Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 7 januari 2016, 15/00842, V-N Vandaag 2016/169) oordeelt dat het hoger beroep van X ontvankelijk is omdat de uitbetaling van de teruggaaf en de rentevergoeding pas op 10 juni 2015 is geschied. Bovendien is er geen sprake van een adequate rentevergoeding als bedoeld in het arrest Irimie (HvJ EU 18 april 2013, nr. C-565/11) omdat deze niet is berekend uitgaande van de datum van feitelijke uitbetaling (10 juni 2015). Per 1 januari 2015 wordt de rentevergoeding op grond van art. 28c Inv. 1990 adequaat berekend. Het tijdvak vangt aan op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling. De inspecteur moet de rentevergoeding alsnog op deze wijze vaststellen. Het reeds uitbetaalde bedrag kan hierop in mindering worden gebracht. Het beroep van X is gegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28c

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen