Aan de heer X zijn diverse IB-aanslagen en verzuimboetes opgelegd. X stelt de aanslagen nooit te hebben ontvangen, omdat die niet naar de juiste adressen zijn verzonden. In geschil is primair of zijn bezwaren terecht kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens Rechtbank Den Haag heeft de inspecteur meermaals getracht het woon- of postadres vast te stellen, maar heeft X steeds geweigerd een adres op te geven. De inspecteur was dus aangewezen op de informatie die hem uit andere bronnen bekend was. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat het standpunt van X op zijn minst pleitbaar is en dat een hoorgesprek dus ten onrechte achterwege is gebleven. Het is namelijk beleid van de Belastingdienst dat de inspecteur, ongeacht of een hoorverzoek is gedaan, het initiatief voor het horen neemt. Dit geldt ook als er redelijkerwijs twijfel mogelijk is of het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond is. Het beroep van X is gegrond. Conform de wens van partijen volgt terugwijzing naar de inspecteur. Tegen de nieuwe uitspraken op bezwaar kan slechts beroep worden ingesteld bij het hof.
Wetsartikelen:
Besluit Fiscaal Bestuursrecht 2
Besluit Fiscaal Bestuursrecht 9
Algemene wet bestuursrecht 8:113
Algemene wet bestuursrecht 7:2