Belanghebbende, X, en zijn echtgenote Y, voorzien via diverse vennootschappen, die gevestigd zijn op de Seychellen en in het Verenigd Koninkrijk, hun klanten van fiscaal advies en verrichten boekhoudkundige werkzaamheden voor hun klanten. Y heeft fiscaal recht gestudeerd en adviseert de klanten. X doet de boekhouding. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat X ten onrechte geen gebruikelijk loon heeft verantwoord. Hij legt daarom een IB-navorderingsaanslag op aan X voor het gebruikelijk loon van zes vennootschappen. Volgens X is dit echter onterecht.
Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat X (middellijk) aandeelhouder is van meerdere vennootschappen, en dat de inspecteur in ruim voldoende mate aannemelijk maakt dat X in ieder geval met zes van de vennootschappen een fictieve dienstbetrekking heeft. Volgens de rechtbank moet X dan, nu niet aannemelijk wordt gemaakt dat de werkzaamheden voor deze vennootschappen wat betreft aard en omvang tot een lager bedrag dan het in art. 12a lid 1 Wet LB 1964 genoemde bedrag zouden moeten leiden, worden uitgegaan van een gebruikelijk loon van € 41.000 per vennootschap. De inspecteur heeft dan ook terecht een gebruikelijk loon voor zes van deze vennootschappen in aanmerking genomen.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 22 februari