Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur terecht winstuitdelingen in 2010 en 2011 in aanmerking heeft genomen. Het is aannemelijk dat X zijn schuld niet meer volledig kan aflossen, en dat de in aanmerking genomen bedragen het vermogen van B bv definitief hebben verlaten.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in B bv. B bv heeft een vordering van ruim € 2,6 mln op X. In 2005 sluiten X en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst. Hierin wordt overeengekomen dat X in de komende vijf jaar voldoende zekerheden zal verstrekken of dat de lening in vijf jaren zal worden afgelost. Naar aanleiding van een controle stelt de inspecteur vast dat X zich niet aan de afspraken heeft gehouden, en stelt, na de nodige correspondentie, voor om de schuld in drie jaren, via dividenduitkeringen af te lossen. Uiteindelijk corrigeert de inspecteur de IB-aangiften van X over de jaren 2010 (uitdeling: € 116.312) en 2011 (uitdeling: € 196.391). X is het hier niet mee eens omdat de inspecteur volgens hem, conform de vaststellingsovereenkomst, de volledige uitdeling in 2008 had moeten corrigeren.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur terecht winstuitdelingen in 2010 en 2011 in aanmerking heeft genomen. Volgens de rechtbank waren de inspecteur en X namelijk, gezien de gang van zaken in de jaren voorafgaand aan het opleggen van de aanslagen, niet meer gebonden aan de vaststellingsovereenkomst. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat aannemelijk is dat X zijn schuld niet meer volledig kan aflossen, en dat de door de inspecteur in aanmerking genomen bedragen het vermogen van B bv definitief hebben verlaten. De rechtbank handhaaft de aanslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 3 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen