Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in Y bv. In haar VPB-aangifte 2010 waardeert X bv een vordering op Y bv van € 348.372 af naar nihil, in verband met het faillissement van Y bv. Verder bedraagt het verlies uit de ondernemingsuitoefening van X bv in 2010 € 59.168, zodat het totale verlies € 407.450 bedraagt. Volgens de inspecteur heeft X bv het door haar geleden verlies echter niet of onvoldoende overtuigend aangetoond.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X bv aannemelijk maakt dat de vordering ultimo 2010 geen waarde meer vertegenwoordigt, en dat zij de vordering daarom mag afwaarderen naar nihil. De rechtbank overweegt daarbij dat Y bv eind 2010 failliet is verklaard. Verder merkt de rechtbank nog op dat de inspecteur een en ander onvoldoende inhoudelijk heeft betwist. Ten aanzien van de stelling van de inspecteur, dat er sprake is van een onzakelijke lening, wijst de rechtbank er op dat de bewijslast van deze stelling op hem rust, en dat hij geen feiten en omstandigheden heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, die de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is van een onzakelijke lening. De rechtbank stelt het verlies over het jaar 2010 vast op € 407.540.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 4 mei