X beschikt per 31 december 2014, in verband met looninkomsten uit Duitsland, over € 42.851 aan door te schuiven inkomen. In zijn IB-aangiften 2015 en 2016 maakt hij geen aanspraak op toepassing van de doorschuifregeling. In zijn IB-aangifte 2017 merkt X het hele bedrag van € 42.851 aan als betaalde hypotheekrente. De inspecteur corrigeert de aangifte en merkt daarbij op dat in 2015 € 9719 in aanmerking wordt genomen en in 2016 € 16.542, zodat voor 2017 nog € 16.590 aan aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in box 1 kan worden toegepast. X is het daar niet mee eens. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het door te schuiven inkomen in de IB-aanslag 2017 terecht tot een bedrag van € 16.590 in aanmerking heeft genomen. De handelswijze van de inspecteur is in overeenstemming met art. 22 lid 2 onderdeel b Belastingverdrag Nederland - Duitsland in samenhang met de art. 10 en 11 Bvdb 2001. Van het totale bedrag van € 42.851 moest de inspecteur eerst het door te schuiven inkomen in de jaren 2015 en 2016 in aanmerking nemen voor een bedrag van € 9719 (2015) en € 16.542 (2016). Voor het jaar 2017 resteert dan nog € 16.590 aan door te schuiven inkomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 11
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 10