Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat het slechts gaat om de doorberekening van kosten. Er is sprake van belaste prestaties waarvoor de verleggingsregeling geldt.

De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van A S.L. A S.L. en X bv maken onderdeel uit van de A-groep. X bv verricht houdster- en financieringsactiviteiten. In 2012 geeft X bv obligatieleningen uit. Het geld dat X bv hiermee binnenhaalt, leent zij uit aan A S.L. en andere, buiten de EU gevestigde, concernvennootschappen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur ziet een deel van de gefactureerde bedragen, die door buitenlandse ondernemers (A. S.L. en A-bank) aan X bv in rekening zijn gebracht, namelijk op belaste diensten, waarop de verleggingsregeling moet worden toegepast. In geschil is of de door A S.L. en A-bank in rekening gebrachte kosten betrekking hebben op aan X bv verrichte belaste prestaties waarop de verleggingsregeling van toepassing is.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat het slechts gaat om de doorberekening van kosten die door A S.L ten behoeve van X bv, of ten behoeve van de gezamenlijke activiteiten van A S.L. en X bv, zijn gemaakt. Volgens de rechtbank is er derhalve geen sprake van een kostenverdeling, maar van belaste prestaties waarvoor de verleggingsregeling geldt. Ten aanzien van de door A-Bank verleende diensten stelt de rechtbank vast dat X bv niet aantoont dat voor deze diensten een btw-vrijstelling geldt. Vervolgens stelt de rechtbank ook vast dat de inspecteur de aftrekbare btw terecht heeft vastgesteld aan de hand van de pro-rata-methode. De naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 12 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen