Belanghebbenden bekent in 2013 aan de politie dat hij in 2011 met twee anderen een hennepkwekerij is gestart. In 2015 sluit hij met de Officier van Justitie een transactie voor € 37.500, waarvan € 28.500 voor de ontneming van wederrechtelijk voordeel en € 9.000 voor de voorkoming van strafvervolging. Belanghebbende geeft in zijn aangiften IB/PVV 2011, 2012 en 2013 de opbrengsten uit de hennepkwekerij niet aan. De inspecteur rekent hem na fiscaal onderzoek € 41.784 aan jaarlijkse inkomsten uit de hennepkwekerij toe. In geschil is onder andere de vraag of de inspecteur de verzwegen inkomsten te hoog heeft geschat.
Het Hof oordeelt dat er bewijsrechtelijke verschillen bestaan tussen belastingprocedures en ontnemingsprocedures. Dat de transactie uitkomt op € 9.500 per jaar, leidt niet tot de conclusie dat belanghebbende daarmee heeft doen blijken dat het door de inspecteur gehanteerde jaarlijkse bedrag van € 41.784 te hoog is. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.14
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 november