In de periode 1979 - 1999 werkt en woont belanghebbende, X, in de VS. Sinds 1999 ontvangt X pensioen van Y. Dit is een ‘onzuiver pensioen'. In 2009 bepaalt de Hoge Raad, in een arrest over internationale pensioenregelingen, dat op 31 december 1994 bestaande pensioenen buiten de LB- en IB-heffing vallen. Voor aanspraken die zijn opgebouwd in de periode 1 januari 1995 - 14 september 1999 geldt de saldomethode. In geschil is de behandeling van het pensioen voor het jaar 2010. Volgens de inspecteur moet namelijk het gehele pensioen in de heffing worden betrokken. Tijdens de beroepsprocedure bereiken de inspecteur en X overeenstemming over de feiten. In de door de inspecteur ondertekende brief, stelt X dat er sprake is van een ‘interne heffing' bij Y.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur, met het ondertekenen van de brief, het vertrouwen heeft gewekt bij X dat er sprake is geweest van een ‘interne heffing' bij Y. De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van de inspecteur dat de door X betaalde premies niet in mindering mogen worden gebracht op de ontvangen pensioenuitkering, omdat een IB-vrijstelling gold ingevolge bepalingen van internationaal recht, en Y geen interne heffing kent die naar aard en strekking overeenkomt met de LB of IB. Volgens de rechtbank is art. 25 lid 11 Wet IB 1964 van toepassing. De door X betaalde premies komen op grond van de saldomethode in mindering op de door hem in 2010 ontvangen pensioenuitkering. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 februari