X bv exploiteert een uitvaartonderneming. In 2008 koopt X bv voor ruim € 1,6 mln een kerk uit 1955. De kerk wordt vervolgens verbouwd om haar geschikt te maken voor de bedrijfsactiviteiten van X bv. De verbouwing is in het tweede kwartaal van 2009 afgerond, waarop X bv het pand in gebruik heeft genomen. De verbouwing heeft ruim € 2,4 mln gekost. In geschil is of de verbouwingswerkzaamheden hebben geleid tot een nieuw vervaardigde onroerende zaak, zodat er een integratieheffing dient plaats te vinden.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verbouwingswerkzaamheden zo omvangrijk en ingrijpend van aard zijn geweest dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht hierbij onder andere van belang dat:
• een geheel nieuwe aanbouw is gerealiseerd, inclusief een nieuwe fundering;
• de nieuwe aanbouw aanzienlijk groter is dan de oude aanbouw;
• de nieuwe aanbouw een aanzienlijke bruto vloeroppervlakte heeft;
• de totale bruto vloeroppervlakte van het pand door de realisatie van de aanbouw met 40% is toegenomen;
• in het oorspronkelijke kerkgebouw ingrijpende constructieve aanpassingen zijn gerealiseerd, bestaande uit stalen kolommen met funderingen, waarop de twee verdiepingsvloeren rusten;
• de aanwendingsmogelijkheden van het pand ingrijpend zijn gewijzigd.
Volgens de rechtbank is er dan ook sprake van een in eigen bedrijf vervaardigd goed als bedoeld in art. 3 lid 3 onderdeel b Wet OB 1968. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 15 augustus