Rechtbank Gelderland oordeelt dat de interimwerkzaamheden die X bij het MvVJ heeft verricht in dienstbetrekking zijn verricht. Er is geen sprake van winst uit onderneming.

Belanghebbende, X, is infrastructuurspecialist en staat met ingang van het jaar 2011 ingeschreven als eenmanszaak bij de KvK. Op 7 januari 2011 is aan X een VAR WUO afgegeven. X is tot 1 februari 2011 in loondienst, werkzaam geweest bij G bv. Vanaf 1 februari 2011 tot 1 juli 2011 is hij via H werkzaam geweest voor een onderdeel van het Ministerie van BZK. Vervolgens werkt X via J bv voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: MvVJ). Op 7 februari 2012 heeft X met J bv een "Interim Management Overeenkomst" gesloten voor de tijdelijke invulling van een functie bij het MvVJ. Het gaat om beveiligingswerkzaamheden ten aanzien van het ICT-netwerk van het MvVJ. Uiteindelijk is deze overeenkomst op 30 juni 2014 geëindigd. Na die datum zijn de werkzaamheden van X overgenomen door medewerkers van MvVJ. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur X de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2011 tot en met 2013 op. Volgens de inspecteur is er namelijk geen sprake van winst uit onderneming, maar van loon uit dienstbetrekking. Nadat het bezwaar van X is afgewezen gaat hij in beroep.

Volgens Rechtbank Gelderland heeft X niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn werkzaamheden voldoende zelfstandig uitoefende. Weliswaar heeft X een grote mate van autonomie, maar dit is niet voldoende. Voor de vereiste zelfstandigheid om als ondernemer aangemerkt te worden is, volgens de rechtbank, namelijk ook van belang dat X in economische zin zelfstandig is. X heeft vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2014 slechts één opdrachtgever gehad, namelijk J bv. Bovendien heeft X niet alleen gedurende die periode, maar ook voor 1 februari 2011 en ook na 30 juni 2014 slechts voor het MvVJ werkzaamheden verricht. Het ontbreekt X daarom aan zelfstandigheid in economische zin. Vanwege onjuiste beantwoording van de vragen op het aanvraag-formulier VAR door X kan hij geen vertrouwen ontlenen aan de afgegeven VAR-verklaring. Volgens de rechtbank is er niet sprake van een dienstverband tussen X en H voor de periode 1 februari 2011 tot en met 30 juni 2011. De werkzaamheden moeten in die periode aangemerkt worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Voor de periode 1 juli 2011 tot en met 1 juli 2014 is er wel sprake van een dienstbetrekking omdat er sprake is van een gezagsverhouding tussen het MvVJ en X. Het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2011 is gegrond. De beroepen tegen de navorderingsaanslagen ib/pvv 2012 en 2013 zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 610

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 29 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen