Hof Amsterdam oordeelt dat in hoger beroep de intrekking van het beroep in eerste aanleg niet meer ongedaan kan worden gemaakt.

Belanghebbende, X, heeft uitgaven gedaan ter zake van vervoer van en naar medisch specialisten. Ter onderbouwing daarvan heeft zij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep stukken ingediend. Evenals bij de rechtbank is bij het hof in geschil of X recht heeft op vergoeding van proceskosten. X stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij een te lage belastingteruggaaf heeft ontvangen. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat dit onderwerp na de intrekking van het beroep in eerste aanleg niet meer aan de orde kan zijn.

Hof Amsterdam oordeelt dat in hoger beroep de intrekking van het beroep in eerste aanleg niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Uit de stukken van het geding blijkt dat X het beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken. De enkele omstandigheid dat de uiteindelijk door haar ontvangen belastingteruggaaf lager bleek te zijn dan zij ten tijde van de intrekking verwachtte, is onvoldoende voor een ander oordeel. Voor zover X bedoelt te stellen dat zij wil terugkomen van haar besluit het beroep in te trekken omdat de verleende teruggave van belasting lager is dan het bedrag dat zij bij de intrekking voor ogen had, merkt het hof op dat daar in dit stadium van de procedure geen plaats voor is; het hoger beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. Voor het overige is het hoger beroep ongegrond. Nu er geen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te vergoeden kosten zijn gemaakt, heeft de rechtbank het verzoek van X terecht afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75a

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 oktober

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen