Belanghebbende, X, woont in Duitsland en ontvangt een invaliditeitsuitkering. Op de uitkeringen is in 2017 maandelijks Nederlandse loonheffing ingehouden.
De inspecteur is van mening dat de invaliditeitsuitkering als een pensioen kwalificeert en dat Nederland op grond van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland hierover mag heffen. X is het hier niet mee eens en stelt dat de Nederlandse heffing in strijd is met art. 1 EP bij het EVRM. Tevens stelt X dat het overgangsrecht in de goedkeuringswet belastingverdrag met Duitsland in strijd is met het vrij verkeer van personen en het gelijkheidsbeginsel.
In geschil is of op de invaliditeitsuitkeringen over januari en februari 2017 terecht Nederlandse loonheffing is ingehouden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de uitkering onder het nieuwe verdrag, dat per 1 januari 2016 in werking is getreden, als een pensioenuitkering is aan te merken. Op grond van art. 17 van dit verdrag is de belastingheffing over pensioenen aan Nederland toegewezen. Het overgangsrecht is in casu niet van toepassing omdat X na 12 april 2012 naar Duitsland is verhuisd. Ook is het overgangsrecht niet in strijd met de vrijheid van vestiging uit het VWEU en het gelijkheidsbeginsel.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 18
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Loonbelasting, Internationaal belastingrecht, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 31 juli